Essay over "De ziel der dingen" - toelichting
Het volgende enigszins badinerende essay heb ik in april 2012 ingezonden naar de Leeuwarder Courant, die een wedstrijd uitschreef voor een essay van maximaal 750 woorden, met als thema "De ziel der dingen".
Vol goede moed zette ik dit verhaal op het virtuele papier, stuurde het in... en kreeg geen enkele reactie. Van de 70 ingestuurde essays werden er vijf geplaatst, maar het mijne was er niet bij. Natuurlijk viel me dit tegen - het was in mijn ogen wel lezenswaard, en ook mijn soms heel kritische familie kon zich er wel in vinden.
Maar ik weet eigenlijk niet hoe het voelt om iets te winnen - dat heb ik nog nooit gedaan in mijn 61 jaar. Een troostprijs voor een kleurplaat toen ik 11 was, bestaande uit een blikken broche met een kromme speld die mijn favoriete blouse meteen voorgoed beschadigde, was het enige, en die had ik dus liever helemaal niet willen winnen...


Alles is bezield

Dat mensen een ziel hebben, dat heb ik als christelijk gelovige al vanaf mijn jeugd geleerd, en daar ben ik ook van overtuigd. Mijn eigen ervaringen en ook die van anderen wijzen er op, dat die ziel ook na de fysieke dood voortleeft in een andere dimensie, waar wij soms een glimp van mogen of moeten opvangen, al naar men het bekijkt.

Dieren, leerde ik vroeger, zouden geen ziel hebben en na hun dood niet voortbestaan. Ze zouden zelfs niet kunnen denken in enigerlei vorm, en slechts een instinct hebben wat hen als robots liet doen wat van hun soort werd verwacht. Dat ging me als kind al te ver. We hebben diverse katten gehad, en deze gaven wel degelijk blijk van overleg en gevoel, zoals het al of niet aardig vinden van bepaalde personen, en dit niet alleen om het eten dat ze kregen.
Mijn zus heeft honden. Er was er enige jaren geleden eentje gestorven, en ze vertelde dat hij nog dagenlang in haar huiskamer verbleef, onzichtbaar, maar duidelijk voelbaar. Zo overkwam mij dat ook min of meer, toen een buurkat die vaak in onze tuin rondliep plotseling, nog geen jaar oud, kwam te overlijden. Kort daarna zat ik gehurkt in de tuin te werken, en voelde hoe hij nog even langs me streek, zoals voorheen, als een afscheid. Zijn zusje overleed veertien jaar later, nu kort geleden. Op zolder hoorde ik haar nog één keer lopen, het karakteristieke roffelen van kattenpootjes aan de andere kant van de muur die onze gehorige woning scheidt van het buurhuis.

Planten hebben ook beslist een ziel, en soms heb ik het daar moeilijk mee, als ik ze massaal moet wieden om een plekje in mijn tuin te creëren waar mijn gekozen planten moeten staan. Planten in mijn vensterbank kunnen soms iets treurigs uitstralen, maar ook juist vitaliteit, bijvoorbeeld de wens om omhoog te klimmen. Je ziet zo'n klimrank van de hoya alles aftasten om houvast te vinden, en geef ik 'm dan een touwtje om zich langs te winden dan doet hij dat enthousiast, vormt bladeren en ook bloemtrosjes, liefst zo hoog mogelijk. Dat sommige mensen met bomen praten vind ik niet zo heel vreemd. Ik praat met mijn kamerplanten, en met de fuchsia's die ik in mijn tuin kweek. Het antwoord vind ik vaak in een bloemknop, of een nieuwe bloeistengel van een orchidee, stiekem uit de vuilnisbak van m'n buren gered. Ook is het opmerkelijk dat sommige zogeheten makkelijke fuchsia's bij mij helemaal geen goede resultaten geven, terwijl andere die als moeilijk te boek staan jaar op jaar bij me overleven en soms prachtig bloeien.

Maar "dode dingen" – hebben die een ziel? Eigenlijk ben ik geneigd te geloven van niet, dat gaat me toch wat ver. Soms ontkom ik er echter niet aan, te denken van wel. Vooral als bepaalde voorwerpen bij herhaling verdwijnen, dan is er toch wel een gevoel van "een eigen leven". Een bril of een kam die altijd weer zoek is, bijvoorbeeld. Ik moet vaak een keer of vijf, zes, of zelfs meer op dezelfde plek zoeken wil het mijn bril behagen om zich weer stoffelijk waarneembaar te maken. Een tante van mij was vroeger haar kachelpook nu en dan kwijt. Dan riep ze: "kachelpokie, kachelpokie!" en dan lag hij er ineens weer.

Sommige bedienden maakten vroeger zelfs handig gebruik van dit verdwijnverschijnsel, is me verteld. Werd de bediende "verliefd" op een voorwerp van zijn meester, dan legde hij het onopvallend een klein stukje verder weg, zodat die het niet meer zag en mogelijk vergat. Vroeg de meester aan de bediende of die wist waar zijn vulpen of ander eigendom was, dan kwam deze er dadelijk mee aandragen. Echter, bleef het lang genoeg onopgemerkt, dan raakte het voorwerp steeds meer uit zicht tot het tenslotte verdween. "Deze vulpen wil niet bij m'n meester zijn, maar bij mij," was de redenering van de bediende.
Dus het voorwerp had een ziel, met een eigen wil.

Toch is het de vraag, of het 't voorwerp zelf is, dat ervoor kiest of het wel of niet te vinden is.
Ik heb soms het idee dat er onzichtbare "ruilratten" zijn die dingen dematerialiseren, en later weer doen verschijnen. Als ik in wanhoop kasten en laden uitpak om iets te zoeken, vind ik het vaak niet, maar wèl iets dat ik eerder was kwijtgeraakt en eigenlijk al had opgegeven.
Dit brengt me op de laatste categorie, de onzichtbare wezens; ook zij hebben een ziel - àlles is bezield.

Copyright © 2013 - ideboda